|
||||||||
|
Ik kan me geen andere artiest indenken, die zijn afwezigheid op Facebook aankondigt met de droge mededeling dat hij geen deel wenst uit te maken van een “gemeenschap” die haar winst haalt uit het verspreiden van leugens en haat. Ten overvloede voegt hij eraan toe dat hij spijt heeft van elke mogelijke rol die hij gespeeld zou kunnen hebben in de verspreiding van de Facebook-ziekte. Kijk, dàt zijn nu eens kerels naar mijn hart, zie! Nu, Nathan Bell zat al een tijdje erg hoog bij mij, met name sinds ik ruim vijftien jaar geleden voor het eerst “In Tune, On Time, Not Dead” te horen kreeg en zwaar onder de indruk kwam van de “Amerikaanser vind je ze nergens”-liedjes van Bell. De man is dan ook lichtjes erfelijk belast: zijn vader, Marvin Bell was de “poet laureate” van de staat Iowa en literaire grootheden als Kurt Vonnegut en Studs Terkel liepen geregeld bij de Bells aan. Dat je op die manier met literatuur en poëzie vertrouwd geraakt, is dan ook niet vreemd en ik kan het ook niet helpen dat ik, onbewust, Nathan Bell en James McMurtry steevast in één adem vernoem. Dat ligt niet alleen aan beider literair geïnspireerde afkomst, maar ook qua songschrijven, vertonen ze flink wat verwantschap: ze schuwen de donkere onderwerpen niet, maar laten beiden steevast een beetje ruimte voor het sprankeltje licht, dat nodig is om het verhaal draaglijk te maken voor de luisteraar. Ik besef maar al te goed dat we hier bij Rootstime een eindje achterop lopen, met deze recensie: de plaat was gepland voor release in oktober van vorig jaar, maar de zoveelste Covid-golf ende Brexit, gekoppeld aan een overdreven krampachtige reactie daarop van de douanediensten van onze Bpost, maken het ons tegenwoordig niet makkelijk: alle pakjes uit Groot-Brittannië of de USA worden steevast opengemaakt en je moet op alles invoertaksen betalen, zelfs al kun je aantonen dat het om promo-cd’s of cadeaus van de artiesten zelf gaat. Enfin, dàt is de reden waarom deze plaat -minstens de tiende in de carrière van deze heel bijzondere kerel, nu pas aan bod komt. Ze beval een bakkersdozijn songs, veelal redelijk eenvoudig van arrangement, waarop Nathan volop zijn wat gruizige stem gebruikt om de aandacht van de luisteraar vast te houden -ook al omdat hij zijn eigen stem op zowat de helft van de nummers aanvult met deze van grote en gevestigde dames als Patty Griffin, Regina McCrary of Aubrie Sellers- en hij met dat arsenaal aan materiaal op reis gaat doorheen het leven van de gewone man. Daartoe duikt hij in verschillende genres en brengt hij al dan niet expliciet eerbetoon aan mensen als Lightnin’ Hopkins (in Retreat Cadillac) of zijn vader, die hij “The Original Dead Man” noemt, (in “A Lucky Man”). Dat levert een uiterst fraaie verzameling “vignettes” op: allemaal aspecten van het Amerika van tijdens en net na de Trump-periode: een gebroken land, met gebroken mensen, op zoek naar een beetje zekerheid. Ik mag hopen dat de wereld stilaan Nathan Bell ontdekt, want naar mijn erg bescheiden mening is de man een van de beste chroniqueurs die ons huidig tijdsgewricht kon voortbrengen. Absoluut en dringend: te ontdekken! (Dani Heyvaert)
|